2019 – heden, Willem Hein Schenk, stadsadviseur
Het College van B&W van de gemeente Haarlem heeft Willem Hein Schenk in 2019 benoemd tot ‘stadsadviseur’ van Haarlem voor een periode van drie jaar, als opvolger van de eerdere ‘stadsbouwmeester’ en ‘stadsarchitecten’. Met een brede, onafhankelijke en frisse blik stelt de stadsadviseur vraagstukken aan de orde waar Haarlem voor staat centraal, en overstijgt daarmee de losse bouw- en ontwikkelingsprojecten. De vraagstukken betreffen ruimtelijk strategische opgaven op het snijvlak van stedelijke ontwikkeling, duurzaamheid, mobiliteit en sociale inclusiviteit. Hiervoor werkte Schenk als architect 28 jaar bij De Zwarte Hond.
2008 – 2019, Max van Aerschot, stadsbouwmeester
Max van Aerschot werd, anders dan zijn voorgangers, niet benoemd tot stadsarchitect maar tot stadsbouwmeester. In die functie adviseerde hij het College van B&W en de Commissie Welstand en Monumenten bij vraagstukken rond stedelijke ontwikkeling en over (toetsing van) ruimtelijke kwaliteit. Ook was hij inhoudelijk adviseur van de ambtelijke organisatie. Hij initieerde een nota Ruimtelijke Kwaliteit, waarin onder andere ambities met betrekking tot ruimtelijke ontwikkeling en architectuurbeleid zijn vastgelegd en waarmee tevens wordt voldaan aan de verplichting van de welstandsnota. Zie verder: Max van Aerschot aan de slag als stadsbouwmeester
1996 – 2007, Joop Slangen, stadsarchitect
Joop Slangen was in de jaren 1996-2007 stadsarchitect van de gemeente Haarlem. Als adviseur van het College van B&W en van de ambtelijke organisatie was hij betrokken bij alle belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen van de stad. In 2017 werd hij polderarchitect van de gemeente Haarlemmermeer.
1990 – 1994, Thijs Asselbergs, stadsarchitect
Thijs Asselbergs was van 1990 -1994 stadsarchitect van Haarlem. Een stadsarchitect moet volgens hem een adviserende, een initiërende, een kwaliteitsbevorderende, een begeleidende en een verbindende rol spelen. Vijf rollen in een bovenal onafhankelijke regie, direct gekoppeld aan het College van B&W. Onafhankelijkheid is van belang voor directe advisering aan wethouders en biedt de gelegenheid om in beleidsmatige discussies een bijdrage te leveren. (uit: De stadsarchitect Architectuur Lokaal #5, 1994). Doorgaans is een functie-omschrijving relevant bij aanvang van de taken, maar gedurende de periode dat Asselbergs stadsarchitect van Haarlem was, heeft zich een omslag in de functie voltrokken. Zijn voorganger was vooral betrokken bij ontwerpen voor de gemeente en hij had beperkte beleidsmatige bevoegdheden; Asselbergs’ opvolger zal nauwelijks meer als ontwerper voor de gemeente werkzaam zijn en zal zich vooral op de beleidsontwikkeling en op de toetsing van het beleid moeten concentreren. Zie verder het boekje Thijs Asselbergs, Stadsarchitect van Haarlem, Cilly Jansen, 1994).
Een beknopt historisch overzicht van de Haarlemse stadsarchitecten is, in opdracht van Asselbergs, eind 1993 opgetekend in het boekje Timmermeester, opzichter of architect?
1970 – 1988, Wiek Röling, stadsarchitect
Wiek Röling was van 1970 tot 1988 stadsarchitect van Haarlem.
“In de periode dat Röling stadsarchitect was werd de functie in de ambtelijke structuur van de gemeentelijke Dienst Openbare Werken verplaatst naar de Algemene Dienst. Daardoor kon de stadsarchitect voortaan als bemiddelaar bij alle ambtelijke diensten die met het bouwproces te maken hebben, betrokken zijn. Deze wijziging was vooral ingrijpend omdat de stadsarchitect sindsdien, gevraagd en ongevraagd, álle wethouders in het gemeentebestuur kon adviseren: er bestond nu een directe lijn naar het College van B&W. Bij de functie-uitoefening is juist het ongevraagd adviseren van groot belang geweest. Essentiële zaken konden zo in de marge geregeld worden. Röling achtte het van belang dat de stadsarchitect een deel van zijn tijd ook zelf als ontwerper werkzaam zou zijn, en het toenmalige gemeentebestuur deelde die mening. Het eigen architectschap werd niet alleen nodig geacht om aan te tonen dat de stadsarchitect een positie innam in de actuele ontwikkelingen in de bouwkunst, maar vooral ook omdat sommige problemen alleen vanuit de visie van een ontwerper kunnen worden benaderd. Aan het eind van de jaren tachtig werd daarom in Haarlem vastgelegd dat de stadsarchitect de helft van de tijd zou besteden aan eigen ontwerpwerk ten behoeve van gemeentelijke bouwopgaven.” (uit: Thijs Asselbergs, Stadsarchitect van Haarlem, 1994).
Lees hier een terugblik op het stadsbouwmeesterschap van Wiek Röling.
Eerdere stadsarchitecten
In 2010 gaf Wim de Wagt een lezing over zes eeuwen stadsarchitecten in Haarlem.
Jan de Greef / 1770 – 1820, Abraham van der Hart / 17e eeuw Salomon de Bray / 1593 – 1627, Lieven de Key